|
Eerste glimlach van de lente Terwijl ze op hun perverse werken zijn De mannen rennen hijgend, Lachende Mars, ondanks de buien, Bereid je stiekem voor op de lente. Voor de kleine madeliefjes, Sluw, als alles slaapt, Hij strijkt de halsbanden En beitelt de gouden knopen. In de boomgaard en in de wijngaard, Hij gaat heimelijk pruikenmaker, Met een zwanenplukje, Poeder de amandelboom. De natuur in bed rust, Hij gaat naar de verlaten tuin En rijg de rozenknopjes dicht In hun groen fluwelen korset. Dan, als zijn werk erop zit, En dat zijn heerschappij zal eindigen, Op de drempel van april, zijn hoofd draaiend, Hij zegt: "Lente, je kunt komen." Theofiel Gautier Eerste glimlach van de lente Terwijl ze op hun perverse werken zijn De mannen rennen hijgend, Lachende Mars, ondanks de buien, Bereid je stiekem voor op de lente. Voor de kleine madeliefjes, Sluw, als alles slaapt, Hij strijkt de halsbanden En beitelt de gouden knopen. In de boomgaard en in de wijngaard, Hij gaat heimelijk pruikenmaker, Met een zwanenplukje, Poeder de amandelboom. De natuur in bed rust, Hij gaat naar de verlaten tuin En rijg de rozenknopjes dicht In hun groen fluwelen korset. Dan, als zijn werk erop zit, En dat zijn heerschappij zal eindigen, Op de drempel van april, zijn hoofd draaiend, Hij zegt: "Lente, je kunt komen." Theofiel Gautier
|